Verzorging ziekenhuis (Tijdens)

Pijnstilling

• Op het einde van de ingreep wordt een zenuw (n. pudendalis) van de bekkenbodem geïnfiltreerd met een verdovingsmiddel. De nervus pudendalis is onder andere verantwoordelijk voor de bezenuwing van de bekkenbodem en de anus. Na de infiltratie kunnen de genitaliën (penis, grote schaamlippen) verdoofd aanvoelen.

• Tijdens de opname worden paracetamol (Dafalgan) en ontstekingsremmers intraveneus toegediend.

• Indien nodig kunnen ook morfinederivaten worden toegediend.

Antibiotica

• Antibiotica wordt niet systematisch toegediend.

Dieet 

• Voeding wordt de dag zelf van de operatie herstart.
• Vezelrijk dieet.

Mobilisatie

• Mobilisatie op de dag zelf van de operatie.

Preventie van diep-veneuze trombose

• Dagelijkse injectie met Clexane® / heparine en het dragen van steunkousen om bloedklonters in de venen (trombose) te voorkomen. Bloedklonters kunnen loskomen en mogelijks de bloedvaten in de longen opstoppen (longembolie). Longembolen kunnen dodelijk zijn.

Preventie van maagzweer

• Tijdens de ziekenhuisopname krijgt de patiënt medicijnen toegediend om de verhoogde zuurproductie in de maag, als gevolg van de stress van de operatie, te verminderen. De maagzuurremmers verminderen de ontwikkeling van maagzweren en het risico op bloedingen en perforaties.

• Infuus in de arm of hals (centrale veneuze katheter) om hydratatie, pijnstillers, antibiotica en anti-braakmiddel (om misselijkheid en braken te beperken) toe te dienen.

• Ontslag kan worden overwogen als de patiënt zelfstandig kan eten en zich mobiliseren. Een ontlasting is niet strikt noodzakelijk.
• Voor patiënten die niet zelfstandig zijn of zullen worden na de ingreep, is het belangrijk om zo snel mogelijk, zelfs vóór de ziekenhuisopname, contact op te nemen met de sociale dienst, om thuiszorg of postoperatieve revalidatie te organiseren.

Contactgegevens van de sociale dienst :

+32 2 614 92 92