Rechter colectomie
Darmkanker
– Bij wie wordt chemotherapie aanbeloven?
– Multidisciplinair oncologisch consult
– Wanneer wordt de chemotherapie gestart?
– Hoe wordt de chemotherapie toegediend?
– Hoe lang moet chemotherapie gegeven worden?
– Wat zijn de ongewenste effecten van chemotherapie?
– Waarom moet er een port-a-cath geplaatst worden?
– Wie kan mij bezoeken tijdens mijn chemotherapie en bestr
– Wat gebeurt er als ik beslis om de behandeling niet te volgen?
De meeste kankers van de dikke darm (of colon) ontwikkelen zich ter hoogte van de cellen die de binnenwand van het colon bekleden en die in contact komen met voedsel (slijmvlies). Door een verandering (mutatie) in de genetische code (DNA) van de cel kunnen deze cellen zich ongecontroleerd beginnen te vermenigvuldigen in het darmlumen (de holte in de darm). Wij spreken dan van een darmpoliep.
Tijdens de ongecontroleerde vermenigvuldiging van de cellen kunnen nieuwe veranderingen (mutaties) in de genetische code optreden waardoor deze cellen (poliepen) doorheen de darmwand kunnen penetreren en zich in andere organen vestigen (metastasen).
De artsen oordelen dat het in de meeste gevallen 5 tot 10 jaar duurt voordat een poliep in kanker ontaardt.
Dit kan sneller gebeuren in de erfelijke vormen en bij patiënten met een inflammatoire darmziekte.
Elke tumor is anders en bij sommige patiënten kan de termijn korter zijn.
Er bestaan mutaties die aan kinderen worden doorgegeven. Die mutaties vormen eigenlijk slechts een klein deel van de darmtumoren. Erfelijke mutaties maken de ontwikkeling van colonkanker niet onvermijdelijk, maar verhogen wel het risico. Niet elke persoon die drager is van deze mutaties krijgt automatisch colonkanker.
Bij vermoeden van een erfelijke mutatie is verhoogde waakzaamheid en opsporing geboden.
De meest frequente erfelijke syndromen:
→ HNPCC – Hereditary non polyposis colorectal cancer (syndroom van Lynch)
→ FAP – Familiale adenomateuze polypose
Het is belangrijk om bij de biologische verwanten te informeren naar de aanwezigheid van dikke darm tumoren en andere soorten tumoren (gastro-enterologie, gynaecologie, urologie…). Hebben familieleden kanker of kanker gehad? Dan moet u nagaan op welke leeftijd de ziekte tot uiting kwam en welke soort tumor het betreft.
De aanwezigheid van colonkanker bij familieleden verhoogt het risico op ontwikkeling van kanker, los van de bekende erfelijke factoren. Dit risico verhoogt met het aantal gevallen, volgens de graad van verwantschap (broer, zus, ouders).
Bij de minste twijfel of als u vragen hebt, praat u er best met uw arts over.
Postoperatief wordt een consult met de gastroenterologische oncoloog gepland. Ze zal je meer informatie geven over chemotherapie.
In deze rubriek hebben wij reeds getracht een antwoord te geven op de meest voorkomende vragen die patiënten ons stellen.
De beslissing om na een chirurgische ingreep chemotherapie toe te dienen (adjuvante chemotherapie) wordt tijdens het multidisciplinair oncologisch consult genomen, rekening houdend met de erkende internationale aanbevelingen.
Adjuvante chemotherapie hangt af van verschillende factoren: van het resultaat van het pathologisch-anatomisch onderzoek, de symptomen bij de diagnose, de algemene toestand en de leeftijd van de patiënt.
De patiënt die zich op de spoedgevallen aanmeldt met een occlusie, perforatie of bloeding kan baat hebben bij chemotherapie.
De algemene toestand van de patiënt moet redelijk goed zijn om het effect van chemo- therapie te kunnen tolereren.
Hoe jonger de patiënt, hoe meer baat hij of zij zal hebben bij chemotherapie. Op hogere leeftijd zijn de ongewenste effecten meer uitgesproken en vermindert het mogelijke voordeel van chemotherapie.
Een wekelijkse bijeenkomst waar de behandeling van patiënten wordt besproken in aanwezigheid van een:
– Oncoloog
– Radiotherapeut
– Radioloog
– Anatomo-patholoog
– Chirurg
Chemotherapie begint ten vroegste 5 tot 6 weken na de heelkundige ingreep.
Vóór het begin van de chemotherapie moeten de chirurgische littekens genezen zijn en moet de patiënt voldoende hersteld zijn van de operatie.
Er wordt een klein doosje (Port-a-cath of poortkatheter) onderhuids onder het sleutel- been ingeplant. Dit gebeurt in het dagziekenhuis in een operatiezaal, onder lokale anesthesie en sedatie.
Het doosje wordt aangeprikt om de chemotherapie ambulant toe te dienen en kan ook gebruikt worden voor controlebloedafnames.
Chemotherapie wordt met een frequentie van 1 dag om de 14 dagen toegediend, gedurende 3 – 6 maanden.
De patiënt komt ‘s morgens naar het dagziekenhuis. Afhankelijk van de resultaten van de bloedafname en van de algemene toestand van de patiënt beslist de verantwoordelijke arts of de chemotherapie al dan niet mag worden toegediend.
Voor het toedienen van de chemotherapie wordt de poortkatheter aangeprikt en de patiënt keert daarna terug naar huis.
De chemotherapie wordt gedurende 48 uur ambulant toegediend via een pomp die de patiënt aan een schouderriem draagt. Na twee dagen komt de patiënt terug naar het ziekenhuis. De pomp wordt van de poortkatheter afgekoppeld en de patiënt gaat weer naar huis. Twee weken later komt hij of zij terug. Deze cyclus herhaalt zich gedurende 3 tot 6 maanden.
De ongewenste effecten verschillen van de ene patiënt tot de andere. Adjuvante chemoherapie voor colonkanker wordt doorgaans goed verdragen.
Als er ongewenste effecten optreden, zijn die meestal het meest uitgesproken tot de dagen van de toediening van de chemotherapie en de twee à drie volgende dagen.
Frequente ongewenste effecten:
– Vermoeidheid
– Maagpijn, misselijkheid
– Verhoogd infectierisico
– Rode vlekken, tintelende en gevoelige handpalmen en voetzolen
– Gevoeligheid voor koude dranken.
Bij chemotherapie voor dikkedarmkanker is haarverlies uiterst zeldzaam.
De kathetertip van de Port-a-cath gaat tot in een grote vene (vena cava), net boven het hart.
Zo wordt de chemotherapie meteen in de vrij grote vena cava toegediend.
Als de chemotherapie in een kleine perifere ader van de arm toegediend zou worden, zou het erg irriterende product een pijnlijke ontsteking van de ader en thrombose/flebitis veroorzaken, die de ader bij elke toediening van chemotherapie zou verstoppen.
Chemotherapie na resectie van dikkedarmkanker heeft als doel het risico op herval (recidief) of uitzaaiing op afstand (metastase) te verminderen.
De toediening van chemotherapie kan echter niet voor 100% waarborgen dat er in de toekomst geen uitzaaiingen zullen optreden.
De enige manier om te weten of een behandeling effectief is, door medische en technische onderzoekingen te laten uitvoeren (bloedonderzoek, medische beeldvorming, enz.).
U moet weten dat er meestal geen verband bestaat tussen de aan- of afwezigheid van bijwerkingen en de doeltreffendheid van de behandeling.
Noch de straling van de radiotherapie noch de cytostatica van de chemotherapie verspreiden zich naar personen in de omgeving van de patiënt. Uw kinderen en kleinkinderen mogen dus zonder probleem op bezoek komen tijdens uw behandeling met radio- of chemotherapie.
Elke patiënt heeft het recht om een voorgestelde behandeling al dan niet te volgen. Hiervoor moet hij of zij wel volledig geïnformeerd worden over de mogelijke gevolgen van zijn of haar beslissing. Kankerbehandelingen zijn vaak belastend en gaan soms gepaard met ongewenste effecten, zoals vermoeidheid, diarree, misselijkheid en braken.
Bepaalde ongewenste effecten, zoals tintelende handpalmen en voetzolen, kunnen van blijvende aard zijn.
Een patiënt die een behandeling weigert, wordt begeleid om een andere behandeling te vinden of een aanvaardbare begeleiding voor de opvolging van de aandoening.
Als chemotherapie aangewezen is, gebeurt de opvolging afwisselend door de oncoloog en de chirurg.
Is er geen chemotherapie nodig, dan gebeurt de opvolging door de chirurg.
1e jaar → om de 3 maanden afwisselende opvolging: echografie van de buik + labo / CT-scan van de buik + labo
2e jaar → om de 3 maanden afwisselende opvolging: echografie van de buik + labo / CT-scan van de buik + labo
3e jaar →om de 6 maanden afwisselende opvolging: echografie van de buik + labo / CT-scan van de buik + labo
4e jaar → om de 6 maanden afwisselende opvolging: echografie van de buik + labo / CT-scan van de buik + labo
5e jaar → jaarlijks afwisselende opvolging: echografie van de buik + labo / CT-scan van de buik + labo
Vanaf het 5 jaar gebeurt de controle jaarlijks.
De frequentie van de opvolging kan variëren. De intensiteit van de opvolging hangt af van de algemene toestand van de patiënt, van het risico op herval, de tumor en de leeftijd van de patiënt.
Afhankelijk van de algemene toestand en de leeftijd van de patiënt kan in overleg met de patiënt en diens naaste familie, besloten worden om niet in te grijpen.
De curatieve behandeling van darmkanker is in de meeste gevallen een resectie (wegnemen) van een deel van de dikke darm.
Rechter hemi-colectomie: Verwijderen van het rechter deel van het colon (eerste deel van de dikke darm) tot aan het dwarse colon (tweede deel van de dikke darm), waarbij de dunne darm onder algemene verdoving met het dwarse colon wordt verbonden.
Zie operatie: Rechter hemicolectomie
Linker colectomie – Sigmoidectomie: Verwijderen van een gedeelte van de linker helft van het colon tot aan het rectum, waarbij het overgebleven colon verbonden wordt met het rectum, onder algemene verdoving.